Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Josia dan deed alle [71]gruwelen weg uit alle landen, die der kinderen Israels waren, en [72]maakte allen, die in Israel gevonden werden, te dienen; te dienen den HEERE, hun God; [73]al zijn dagen [74]weken zij niet af [75]van den HEERE, den God hunner vaderen, na te volgen. 71. Dat is, alle afgoden, beelden, hoogten, altaren en afgodisch tuig. 72. Het Hebreeuwse woord brengt mede dat hij hen enigszins noodzaakte tot den zuiveren godsdienst, gelijk men een knecht dwingt tot zijn werk. De zin is dat hij hen door zijne autoriteit en koninklijke macht, heeft in orde gehouden, verbiedende de afgoderij, en bevelende dat men God niet zou dienen dan naar zijn woord. 73. Vergelijk Joz.24:31; Richt.2:7. 74. Te weten, van den uiterlijken zuiveren godsdienst. Niettemin, dat het hart van het merendeel dezes volks niet oprecht is geweest, blijkt zowel uit de menigvuldige bestraffingen der profeten, welke te dien tijde geleefd hebben, als uit de zware oordelen en plagen Gods, die na den dood van Josia over de Joden gekomen zijn. 75. Hebreeuws, van achter den Heere. Zie 1 Kon.9:6.